Margaretha van Parma (1522-1586)

 
English | Nederlands

MARGARETHA hertogin van PARMA en PIACENZA, ook bekend als Margaretha van Oostenrijk (geb. Oudenaarde 5-7-1522 – gest. Ortona, Italië, 18-1-1586), landvoogdes van de Nederlanden. Buitenechtelijke dochter van Karel V (1500-1558), koning van Spanje en keizer van het Duitse Rijk, en Johanna van der Gheynst, dienstmeisje. Margaretha van Parma trouwde (1) in 1536 in Napels met Alexander de Medici hertog van Florence (gest. 1537); (2) op 4-11-1538 in Rome met Ottavio Farnese hertog van Parma (1524-1587). Uit huwelijk (2) werden 2 zoons geboren, van wie er 1 de volwassen leeftijd bereikte.

Margaretha werd in 1521 door de toen nog ongetrouwde koning Karel verwekt bij Johanna van der Gheynst, dienstmeisje op het kasteel van de gouverneur van Oudenaarde, toen hij daar ruim zes weken te gast was. Zij groeide niet op bij haar natuurlijke moeder, maar werd als baby al toevertrouwd aan de familie De Douvrin in Brussel. Ook al groeide Margaretha dus niet op aan het hof, ze stond in haar jonge jaren wel onder de invloed van haar oudtante Margaretha van Oostenrijk, naar wie ze was genoemd, en haar tante Maria van Hongarije, die beiden als Landvoogdes van de Nederlanden hof hielden in Mechelen. In 1533 – ze was toen tien jaar oud – verhuisde Margaretha naar Italië, waar zij opgroeide onder de hoede van vooral Madame de Lannoy, weduwe van de voormalige onderkoning van Napels, Charles de Lannoy. Deze Italiaanse opvoeding verklaart ook waarom ze vooral bekend werd onder haar Italiaanse titel ‘Madama’, ook al had ze in 1529, toen Karel V haar als zijn dochter erkende, het recht gekregen de naam Margaretha van Oostenrijk te voeren.

Italiaanse jaren

In Italië was Margaretha als lid van de familie Habsburg vooral een instrument in haar vaders politieke manoeuvres, die erop waren gericht pauselijke steun te verwerven in Italiaanse politieke aangelegenheden tegenover zijn rivaal, de koning van Frankrijk. Door haar stand, prestige en rijkdom (er waren aanzienlijke inkomsten uit heerlijkheden te verwachten) was zij een aantrekkelijke huwelijkskandidaat waarmee Karel zich kon verzekeren van de loyaliteit van de familie van de bruidegom. Hoewel Karel zijn eerste huwelijksonderhandelingen in 1526 met de hertog van Ferrara voerde, was het toch de paus die als sleutelfiguur fungeerde. De paus had in Italië uit hoofde van zijn functie grote wereldlijke macht, maar was tegelijk een uiterst onzekere factor omdat de functie nu eenmaal qualitate qua persoonsgebonden was. Het pauselijke beleid was daarmee onderworpen aan de familiepolitiek van de zittende prelaat. Bij het overlijden van de paus konden de kaarten van de ene op de andere dag anders liggen en vanwege de gemiddeld hoge leeftijd van de pausen moest met een plotselinge dood altijd rekening worden gehouden.

In 1529 sloot Karel voor Margaretha een huwelijkscontract met paus Clemens VII, lid van het geslacht De’ Medici, die hoopte via de keizer de positie van de Medici in Florence zeker te kunnen stellen. Door dit huwelijk met Alexander de’ Medici, dat in 1536 werd gesloten, werd Margaretha hertogin van Florence. De keizer bedong echter dat het huwelijk pas geconsummeerd zou worden als Margaretha zestien jaar oud was; voordien zou het conform de heersende mores nog kunnen worden ontbonden. Het huwelijk duurde niet lang, want op Driekoningen 1537 werd Alexander de’ Medici in Florence vermoord. Margaretha zelf voelde wel voor een nieuw huwelijk met een De’ Medici – zij had haar oog laten vallen op Cosimo – maar politiek was deze verbintenis niet langer opportuun aangezien in Rome een nieuwe paus (Paulus III) was aangetreden, en die behoorde tot de familie Farnese.

Margaretha keerde terug naar Rome, waar ze op 2 november 1538 werd uitgehuwelijkt aan Ottavio Farnese, kleinzoon van paus Paulus III. Dit was zeer tegen haar zin, want als zestienjarige weduwe vond ze de veertienjarige jongen beneden haar waardigheid. Behalve door persoonlijke reserves werd haar afstandelijkheid in de eerste periode ook ingegeven door de instructies van haar vader, aan wie ze zeer loyaal was. Karel V wilde de paus andermaal via een huwelijk proberen te lijmen, maar hij wilde zich bij voorkeur niet aan de per definitie tijdelijke kerkvorst binden. Op de bruiloft verscheen Margaretha met haar gevolg in rouwkledij; een jawoord schijnt ze niet te hebben uitgesproken. Paus Paulus III bleef echter langer leven dan iedereen had voorzien en zo hield dit huwelijk tegen alle verwachtingen in toch stand. Na enige tijd (in 1545) werd er uit het huwelijk met Ottavio een tweeling geboren: Carlo en Alexander. Carlo overleed echter binnen het jaar. De band met Ottavio werd nooit erg innig en de echtelieden woonden bijna altijd apart; op den duur ontstond er wel meer onderling respect, wat blijkt uit het overleg dat Margaretha en Ottavio voerden over familieaangelegenheden.

Margaretha aanbad haar zoon, en dat maakte dat ze zich ging inzetten voor de belangen van de familie Farnese, die immers ook die van haar zoon waren. Dit compliceerde haar positie wel aanmerkelijk, aangezien de belangen van de Farneses bij tijd en wijle strijdig waren met die van het Habsburgse huis. In eerste aanleg diende deze belangentegenstelling zich al aan in de kwestie van het hertogdom Parma en Piacenza, waarover de paus en de keizer elkaar de zeggenschap betwisten. De Farneses verkregen het in bezit via de paus en wilden die aanspraken niet opgeven; de strijd om Parma en Piacenza dreef Ottavio zelfs tijdelijk in de armen van de koning van Frankrijk. Zo werd Margaretha verscheurd tussen twee loyaliteiten, en hoewel zij zelf haar vader nooit afvallig werd, bleef ze toch angstvallig in Italië omwille van de belangen van haar zoon. Uiteindelijk werd in 1556 het Farnese-bezit van Parma en Piacenza geconsolideerd, maar in de burcht van Piacenza bleef vooralsnog een Spaans bezettingsgarnizoen gelegerd en de stad werd pas kort voor Margaretha’s dood definitief overgedragen aan de Farneses. Filips II was in 1555 zijn vader Karel V opgevolgd en liet in de bepalingen van het verdrag van 1556 over Parma en Piacenza opnemen dat Margaretha’s zoon Alexander naar het hof in Spanje moest komen om er zijn vorming te krijgen. Daarmee wilde Filips zich verzekeren van de loyaliteit van de Farnese familie, overigens geen ongebruikelijke stap in deze tijd.

Landvoogdes der Nederlanden

Na 1555 verbleef Margaretha geruime tijd in de Nederlanden, een tijd tegelijk met haar halfbroer. Zij was er onder andere om haar zoon toe te vertrouwen aan de zorg van Filips en om in 1558 de begrafenis van haar vader bij te wonen. In 1559 werd Margaretha benoemd als landvoogdes van de Nederlanden, vooral vanwege haar aanzien als Habsburgse prinses. Zij werd aanvankelijk tegen de zin van de hoge adel in de Nederlanden benoemd, die liever een van hun eigen kandidaten als landvoogd hadden gezien. Margaretha voerde haar regering vanuit Brussel.

Margaretha begon haar regering als landvoogdes in een moeilijke periode. Haar voorgangster, haar tante Maria van Hongarije, had met krachtige hand geregeerd, maar Margaretha was een onervaren bestuurder. Het politieke klimaat in de Nederlanden werd gekenmerkt door sterk onderling wantrouwen van de verschillende politieke geledingen: de Staten, de koning en diens directe vertegenwoordigers. Toen Filips II in 1559 naar Spanje vertrok, liet hij voor Margaretha een instructie achter die haar sterk beperkte in bevoegdheden. Ze kreeg de opdracht geen ‘majeure’ beslissingen te nemen zonder ruggespraak met Spanje en zich in haar bestuur te laten leiden door Antoon Perrenot, heer van Granvelle. Deze bisschop van Atrecht, later aartsbisschop van Mechelen en daarmee prelaat van de Nederlanden, overheerste in de eerste jaren van haar regering het beleid. Granvelle had een slechte verhouding met de hoge Nederlandse adel, van wie Egmond en Oranje de belangrijksten waren. De edelen vonden dat hij te veel invloed had en verdachten hem van politieke manipulatie.

Margaretha’s relatie met Granvelle bekoelde in de loop van de jaren zestig, vooral omdat ze hem verdacht haar dwars te zitten bij het uithuwelijken van Alexander aan een telg uit de Oostenrijkse keizerlijke tak van de Habsburgers. Deze verwikkelingen resulteerden in het begin van het jaar 1564 in de overplaatsing van Granvelle naar Italië na zijn vertrek uit de Nederlanden onder het voorwendsel dat hij zijn zieke moeder moest bijstaan. Margaretha was nu haar belangrijkste politiek adviseur kwijt en zijn plaats was niet zo eenvoudig opgevuld. Bovendien bleef Filips erop staan dat hij persoonlijk ingrijpende beslissingen nam, ook al liet hij soms maanden niets van zich horen.

De opstand

Intussen heerste er in de Nederlanden grote onvrede over de strenge godsdienstverordeningen, plakkaten genaamd, die erop waren gericht het protestantisme met wortel en tak uit te roeien. Er was een geruchtenstroom op gang gekomen dat de Spaanse inquisitie gestuurd zou worden om de plakkaten uit te voeren. Eerdere verzoeken tot matiging van de godsdienstpolitiek, zelfs persoonlijk in Spanje bepleit door Egmond, waren steeds op onwil van Filips gestuit. In 1565 beval Filips in de bekende ‘brieven uit het Bos van Segovia’ de strenge godsdienstvervolgingen onverkort door te zetten. Hiermee was het vooruitzicht van een mogelijk matiging van de plakkaten verkeken.

Eveneens in het jaar 1565 vond aan Margaretha’s hof in Brussel met veel vertoon de bruiloft plaats tussen de inmiddels 21-jarige Alexander Farnese en prinses Maria van Portugal. Bij die gelegenheid was een groot deel van de adel van de Nederlanden aanwezig. Een aantal lagere edelen maakten van de gelegenheid gebruik om een verbond te sluiten dat zich zou beijveren voor matiging van de plakkaten, het zogenaamde ‘compromis der edelen’. Margaretha raakte in paniek door dit verzet tegen haar bewind, maar ontving een delegatie van het verbond op 5 april die haar een petitie aanbood. Omdat haar handen waren gebonden door het ontbreken van een leger, zegde zij de edelen toe de repressie van de protestanten te zullen opschorten.

Niet veel later in datzelfde jaar 1566 sloeg een golf van geweld van zuid naar noord over de Nederlandse gewesten, de beeldenstorm. Kerken en kloosters werden vernield en geplunderd. Aanvankelijk was Margaretha radeloos, maar in de loop van het najaar hernam zij zich en gaf zij leiding aan de inspanningen om de rust te doen wederkeren. In het voorjaar van 1567 werd de orde hersteld, maar intussen had Filips besloten tot militair ingrijpen om de onlusten te bedwingen, en stuurde de hertog van Alva met een leger. Margaretha waarschuwde vanaf het eerste moment dat Alva en zijn leger de Nederlanden slechts rampspoed zouden brengen. Zijn ruime mandaat maakte dat zij zich, terecht, opzijgeschoven voelde en ze diende haar ontslag in. Hoewel ze zelf de weg had bereid tot repressie van de protestanten, en daarmee feitelijk in het voorgaande jaar ook al was begonnen, toonde ze zich geschokt door Alva’s harde optreden en vooral door de arrestatie van Egmond en Hoorne.

In 1567 vertrok Margaretha naar Italië. Ze vestigde zich op haar uitgestrekte bezittingen in l’Aquila, in de Abruzzen. Door Filips werd ze benoemd tot ‘eeuwig gouverneur’ van de Abruzzen. Margaretha’s vertrek naar Italië betekende niet het eind van haar bemoeienis met de politiek. Ze hield altijd contact met Granvelle, nu vicekoning voor Filips II in Napels. Haar zoon vroeg in staatszaken haar raad en haar mening, evenals Don Juan van Oostenrijk (1547-1578), een ander buitenechtelijk kind van Karel V en daarmee haar halfbroer. Don Juan was ongeveer even oud als haar zoon Alexander en was diens vriend en strijdmakker; samen hadden zij onder meer in de slag bij Lepanto (oktober 1571) tegen de Turken gevochten. In l’Aquila nam Margaretha de zorg voor het dochtertje van Don Juan op zich. Hun contact bleef bestaan toen Don Juan vanaf 1576 gouverneur van de Nederlanden werd.

In 1577 zocht Filips een alternatief voor Don Juan, die hij niet langer vertrouwde. Hij stelde voor dat Margaretha samen met Granvelle het bestuur over de Nederlanden zou overnemen. Margaretha stemde toe, maar Granvelle bedankte, waardoor het plan niet doorging. In 1580 wierp Filips het plan van een gedeeld gouverneurschap weer op, naar verluidt op instigatie van Granvelle. De situatie was inmiddels veranderd, want Don Juan had in 1578 Alexander Farnese, Margaretha’s zoon, op zijn sterfbed aangewezen als zijn opvolger. Filips was daarmee akkoord gegaan, maar voelde zich ongemakkelijk onder de situatie en dacht met de dubbele benoeming moeder en zoon te bereiken dat zij elkaar in toom zouden houden. Margaretha accepteerde de benoeming, volgens sommige latere auteurs omdat ze nog een politieke rol van betekenis wilde spelen en volgens andere omdat ze Filips daarmee wilde bewegen eindelijk het Spaanse garnizoen terug te trekken uit de burcht van Piacenza. De situatie leidde echter tot grote onenigheid tussen Margaretha en haar zoon Alexander; uiteindelijk trok Margaretha zich terug; Alexander bleef landvoogd. Filips dwong haar wel in de Nederlanden te blijven: ze woonde in Namen totdat ze in 1583 om gezondheidsredenen van Filips toestemming kreeg naar Italië terug te gaan.

In 1585 stemde Filips II in met het verzoek van Alexander Farnese tot overdracht van Piacenza, waarmee een lang gekoesterde wens van Margaretha nog voor haar dood in vervulling ging, al was het niet door haar eigen toedoen. Op 18 januari 1586 overleed ze in Ortona na een zwaar ziekbed. Ze werd overgebracht naar Piacenza, waar ze werd begraven.

Reputatie

Margaretha is vooral bekend geworden als landvoogdes der Nederlanden van 1559 tot 1567, tijdens het uitbreken van de Nederlandse opstand tegen Filips II. Het grootste deel van haar bewogen leven bracht ze echter door in Italië, waar ze hertogin van Parma en Piacenza was. Als bastaarddochter van de keizer groeide ze op aan hoven in de Nederlanden en Italië. Margaretha keek zeer op tegen haar vader, de keizer, maar zij had weinig direct contact met hem. In Italië heeft ze hem maar een enkele keer zelf gesproken. Hetzelfde geldt voor haar halfbroer Filips, die ze na diens vertrek uit de Nederlanden in 1559 niet terugzag. Haar zoon Alexander werd opgevoed aan het Spaanse hof. Alle contacten verliepen via briefwisselingen; ze heeft dan ook een grote hoeveelheid correspondentie nagelaten. Vooral tijdens haar latere leven onderhield ze via een uitgebreide briefwisseling contacten met belangrijke staatslieden in het rijk van haar halfbroer. Hoewel de brieven door haar kanselarij in vele talen waren gesteld, waaronder het Frans, het Spaans en het Nederlands – dat ze zelf niet sprak – had ze een voorkeur voor het Italiaans.

Het leven en werk van Margaretha van Parma is wisselend beoordeeld. Margaretha wordt gewoonlijk omschreven als stijf, met een sterk mannelijk voorkomen, trots en standsbewust, maar ook als besluiteloos. Geschiedschrijvers uit vroeger tijd dichtten haar sympathie voor de Nederlandse opstandelingen toe, omdat ze regelmatig partij gekozen zou hebben tegen Filips en diens directieven uit Spanje. Moderne auteurs beoordelen haar toegeven aan de eisen uit de samenleving als ingegeven door noodzaak en niet door eigen overtuiging: ze bleef steeds binnen de opdracht die ze van Filips had gekregen. Niemand betwijfelt haar grote loyaliteit aan zowel de Habsburgse vorst als aan de belangen van haar zoon. Hoewel deze belangen lang niet altijd met elkaar strookten, krijgt de spanning die deze tegenstelling opleverde weinig aandacht. Evenmin is duidelijk welke positie Margaretha innam als staatsvrouwe binnen het Habsburgse rijk, waar ze toch briefwisselingen voerde met vele vooraanstaande personen. Duidelijk is wel dat ze van de politieke ontwikkelingen zeer goed op de hoogte was en in ieder geval voor Don Juan en Alexander Farnese een belangrijk adviseur is geweest. Het is al met al niet eenvoudig het belang te bepalen van dit vooraanstaande vrouwelijke lid van de Habsburgs in de zestiende eeuw.

Naslagwerken

Van der Aa; Kobus/De Rivecourt; Kok; NBW; NNBW; Oxford Encyclopedia of the Reformation; Scheltema; Verwoert.

Archivalia

De belangrijkste bewaarplaats van de brieven van Margaretha van Parma is het Archivio Farnese te Napels, dat echter in 1943 voor een deel werd verwoest. Sommige van de verbrande brieven waren voordien reeds uitgegeven. Zie voor gepubliceerde brieven hieronder.

Literatuur en bronnenpublicaties

  • Correspondance de Marguerite d'Autriche, duchesse de Parme avec Philippe II, F.A.F.Th. de Reiffenberg ed. (Brussel 1842).
  • Correspondance de Philippe II sur les affaires des Pays-Bas, L.P. Gachard ed., 5 delen (Brussel 1848-1879).
  • Correspondance de Marguerite de Parme avec Philippe II, L.P. Gachard ed., 3 delen (Brussel 1867-1881).
  • Felix Rachfahl, Margaretha von Parma, Statthalterin der Niederlande (1559-1567) (München/Leipzig 1898).
  • Correspondance française de Marguerite d’Autriche, duchesse de Parme avec Philippe II, J.S. Theissen en H.A. Enno van Gelder ed., 3 delen (Utrecht 1925-1942). 
  • Leon van der Essen, Alexandre Farnèse, Prince de Parme, Gouverneur Géneral des Pays-Bas (1545-1592), 5 delen (Brussel 1933-1936).
  • S.A. van Lennep, Les années italiennes de Marguerite d’Autriche, duchesse de Parme (Genève z.j. [1952]).
  • Jane de Iongh, Madama. Margaretha van Oostenrijk, hertogin van Parma en Piacenza 1522-1586 (Amsterdam 1965).
  • Anne Puaux, Madama, fille de Charles Quint. Régente des Pays Bas (Paris 1987).
  • George Henri Dumont, Marguerite de Parme bâtarde de Charles Quint (1522-1586). Biographie (Brussel 1999).

Illustratie

Gebrandschilderd raam van Wouter Crabeth (Sint-Janskerk, Gouda) [www.st-janskerkgouda.nl].

Auteur: Rik Hoekstra

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 114

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.